Relatie; kruispunt van wegen

Zij blijft de eenzame koningin die er niet voor zorgt dat ze een heerlijk zoemend bijenvolkje creëert dat weer anderen van levenselixer voorziet.



Geen droom


Kijk, het waait
kijk, daar waait een blad in de lucht
waar gaat dat blad naar toe
waar zal het landen
nee, het ligt nog niet stil
het blad is nog niet moe

weet het nog van de boom
waar het is geboren
weet het van de vader en de moeder nog
dat kind

kijk, daar dwarrelt een blad naar beneden
het waait niet meer

ik buig er mijn hoofd over
en kijk net zolang
tot ik de nerven zie

waar doet mij dat aan denken
welke herinnering roept dat in mij wakker

het regent
en het blad is de boom niet meer
mijn vingers tasten de aarde
ik proef de zilte regen
en vind mezelf onder de boom terug
het waait.


Bij dromen en visioenen die betrekking hebben op relaties of verwerkingen hiervan is het in bijna 99% van alle gevallen een kwestie van: te lang zwijgzaam t.a.v. relatie, familie of vrienden te zijn geweest. De dromen of visioenen daarover vormen dan ook meestal het topje van de ijsberg. Wat daaronder ligt, had je eigenlijk allang moeten doen. Maar ja, beter laat dan nooit. Zorg er in ieder geval voor dat je je eigen beeld van het visioen dat je hebt, objectief blijft bekijken. Want waar twee kijven... enz. Houd zeker in de gaten dat je later nooit spijt hebt van de dingen waarvan je nu al weet dat je ze kunt voorkomen.




De witte poort


Ongeveer een jaar geleden kreeg ik twee dromen kort na elkaar. Ik kom er niet achter wat ze te betekenen hebben. De eerste droom: ik zweefde in een hagelwit gewaad door een lange kronkelende laan met hagelwitte vitrages die langzaam voor mij wegtrokken. Op een gegeven ogenblik stond ik voor een grote witte poort waar een oude man met een grote witte baard in een wit gewaad stond. Toen ik de oude man vroeg of ik naar binnen mocht gaan, zei hij: 'nee.' Ik moest teruggaan, mocht er nog niet in, omdat 'ik mijn taak nog niet had vervuld'. Tweede droom: ik stond weer voor dezelfde witte poort. Nu stonden de deuren helemaal open. Ik keek en zag mijn twee kinderen op het grote plein bij dezelfde oude man met de witte baard spelen op de grond. Alles was weer hagelwit. Ik ging naar de oude man en vertelde hem dat ik mijn kinderen kwam halen, want zonder hen kon ik mijn taak niet vervullen. Ik kreeg mijn kinderen niet mee.(Mw. M. v.d. B. uit H.)

De dagen zijn druk. Het is afwassen, stofzuigen, schoonmaken en boodschappen doen. De ene keer luistert je man wel naar je verhaal, de andere keer wil hij er niets van weten en je raakt het sterkst gebonden aan de kinderen. Je maakt je ongerust over hen. Je bent bang dat er wat gebeurt op weg naar school of als ze buiten spelen. Heel langzaam, ongemerkt haast, raak je overspannen. Je zoekt rust. Je wilt eens helemaal alleen met jezelf zijn om de boel weer op een rijtje te krijgen. Die behoefte wordt steeds sterker. Je verlangt niet meer naar een stoffelijke vakantie, maar naar een geestelijke: heel lang uitslapen op een veilige plaats waar iemand je beschermt en waar je kinderen vrij en onbezorgd hun gang kunnen gaan. Beschermd door die oude vaderlijke man met die lange witte baard, de oervader, die ieder mens zo graag zou willen hebben. Dan komen de dromen waar die oervader in voorkomt. Eerst is er de confrontatie tussen jou en hem alleen en hij zegt daarin: je hoeft niet speciaal dood te gaan om je toch een beetje in de hemel te wanen. Je kunt ook rust krijgen door er alleen al aan te denken. En als je die rust voelt, functioneer je in het dagelijkse leven ook weer een stuk beter. In de tweede droom laat hij je zien dat je je kinderen niet mee hoeft te nemen, omdat ze altijd al bij jou waren en zijn en mee beschermd worden door die oervader, de oude man met de baard die alle begrip heeft voor kinderleed, waar dan ook ter wereld. Hij zegt eigenlijk in je tweede droom: je kinderen zijn je kinderen niet. En daar bedoelt hij mee dat je op dit moment ook de verantwoordelijkheid van de kinderen op je hebt genomen. Ze hebben ook zelf een stuk verantwoordelijkheid. Als je hen de kans geeft deze te ontdekken en zelf te laten dragen, groeien ze naar meer zelfstandigheid. Zo zullen jullie meer van elkaar genieten. Je kunt nu eenmaal niet het leven van een ander leven, ook al zijn het je eigen kinderen. Dat is de boodschap van de man met de baard.

Dwalen


Al jaren herhaalt zich in de dromen van mijn moeder een vreemde en een beetje enge toestand. Ze verdwaalt, kan de weg niet meer terugvinden, is haar kind kwijt en weet niet waar het is. Als ze dan, in haar droom, bang wordt en niet meer weet wat te doen, wordt ze wakker. Ze is steeds op zoek naar iets of iemand die ze niet meer kan vinden. (Mw. Olga R. uit D.H.)

Nou, deze droom had je zelf wel uit kunnen leggen als je er even over nagedacht had. Jouw moeder zorgde altijd voor iedereen en alles. Dat was voor haar haar levensweg en nu er een stuk zorg wegvalt, omdat iedereen de deur uit is, mist zij ook een stuk activiteit. Dat wreekt zich op deze manier in haar dromen. Zij is haar doel en daarmee de weg kwijt. Zo zal dat ook wel blijven als zij haar leven niet met andere activiteiten invult. Dus mijn advies is: ze moet wat gaan doen, iets anders dan breien en schoonmaken. Bijvoorbeeld werken bij de oppasdienst of telefonische hulpdienst. Ik denk dat dit soort dromen ook komen, omdat zij meer capaciteiten heeft dan zij gebruikt of dan ze gedacht heeft. En Olga, als je echt iets positiefs voor je moeder wilt doen, ga dan een keer naar een voorstelling van André van Duin of iets dergelijks en lach eens een keer gezellig. Want lachen, daar schort het de laatste tijd wel eens aan.

Honingraathuis


Al een tijdje loop ik rond met een droom. Elke keer als ik mijn ogen sluit, speelt hij zich weer als een film voor mij af. De droom gaat als volgt. Ik woon op een boerderij en ga via een tunnel naar een soort ondergronds winkelcentrum. Het is mooi verlicht. Als ik dichterbij kom, blijkt het geen winkelcentrum te zijn. Er wonen mensen o.a. mijn oma en mijn tante, beide van mijn moeders kant. Ik ga op bezoek bij hen; eerst bij mijn oma en dan bij mijn tante. Het vreemde is dat ze daar niet echt wonen, maar dat ze in een soort nissen zitten. Vandaaruit loop ik naar een huis waarvan ik weet dat het van mijn tante is. Het is een zesvlakkig huis zoals een honingraat met in iedere hoek een staande schemerlamp. Tegenover de ingang is een raam en rechts van het raam staat een tweepersoonsbed. Voor het raam zit luxaflex. Ik pak een laken van het bed, sla het om me heen en begin in de kamer rond te rennen. Het is donker. Ik wil een van de lampen aandoen, maar ik kan niet bij de lichtknop, omdat die te hoog zit. Dan loop ik naar het raam en zie dat er buiten een snelweg is. Ik wil naar buiten, maar kan niet tussen de luxaflex door. Ik loop terug naar het bed en maak alles weer in orde. (H.K. uit E.)

Uit jouw droom kan ik opmaken dat je zeer begaan bent met het lot van je medemensen en dat je een zeer gevoelig mens bent dat zichzelf wel eens wegcijfert ten koste van zichzelf. Daar zul je het af en toe vast zwaar mee hebben. Maar, je redt het wel. De boerderij met het weidse landschap eromheen symboliseert je als een mens die overzicht wil houden. Zoals ik het zie, zien de velden er nog onbevlekt uit. Er moet nog veel gezaaid en geplant worden. Dat zal je in de toekomst zeker lukken. Maar eerst moeten er nog zaken uit het verleden verwerkt worden, problemen en emoties die in tijd en ruimte opgepikt zijn. Je hebt een aantal lifters bij je: je oma, maar vooral je tante, vormen het zwaarste gewicht in je rugzak. De tunnel die je ingaat, symboliseert dat je ze al ver in het verleden als lifters hebt meegenomen, dus dat je al lange tijd hun emoties deelt en daar moet je nu maar eens van af. Het onderaardse winkelcentrum is wel mooi verlicht, maar er wonen niet zoveel mensen. Dat wil zeggen dat ze het allebei proberen erg goed te doen, je tante en je oma, maar alleen voor zichzelf, afgesloten van mensen buiten hun eigen kleine kringetje. Vooral het huis van je tante benauwt me enorm. Hoe lief zij ook kan zijn, zij blijft zich verzetten tegen alles wat haar aangereikt wordt. Zij blijft in haar eigen wereldje als een domme vlinder die niet uit haar cocon wil komen. De schemerlamp die je niet aan kunt krijgen, is het symbool voor: er wordt zoveel aangereikt, er is zoveel licht en zicht mogelijk, maar zij wil niet. Buiten is de snelweg, de maatschappij, maar zij begeeft zich daar niet in. Zij blijft alleen met haar tweepersoonsbed. Iedere nis in de kamer geeft aan hoeveel mogelijkheden zij heeft. Het zijn veel bijen die haar geestelijk voedsel aanreiken, dus er zijn veel mensen met haar bezig. Iedereen wil wel zorgen voor haar en hulp geven. Zij blijft de eenzame koningin die er niet voor zorgt dat ze een heerlijk zoemend bijenvolkje creëert dat weer anderen van geestelijk voedsel kan voorzien. In werkelijkheid heeft deze droom dus geen betrekking op je eigen geestelijke situatie, maar geeft je inzicht in die van je tante. Tenslotte maak je het bed weer op na de rituele dans die je met behulp van het laken hebt uitgevoerd. Je tante wordt er niet wakker van. Laat haar maar rustig haar leven leven, want hoe kan een mus begrijpen dat wij hem mus noemen. Zeg het maar eens tegen hem. Hij snapt er niets van. Hij gaat gewoon door met zijn eigen leven.

Twee lijkkisten


In april 1985 droomde ik dat ik in een of andere rouwkamer was waar twee lijkkisten stonden die de helft van een normale lijkkist waren. Toen ik keek wie er in lag, bleek ik het zelf te zijn: een kist voor mijn bovenlichaam en een kist voor mijn onderlichaam. Ik zag er vreselijk uit en had een litteken op mijn gezicht. Het vreemde was dat ik daar ook zelf rondliep tussen kennissen en familie. Ongeveer een jaar later kreeg ik de vreemdste en voor mij naarste droom. In deze droom lag ik in bed op mijn buik toen mijn vader (hij is al zes jaar dood) mij ineens met zijn handen om mijn nek pakte en mij probeerde te wurgen, zo krachtig dat ik er niet onderuit kon komen. Het lukte hem niet, want hij had me in een wurggreep van achteren vast, omdat ik op mijn buik lag. Toen hij weer losliet, ben ik hem achterna gegaan en heb hem gevraagd waar dit nou weer op sloeg. Hij zei: 'Ik had je gewaarschuwd, dus doe maar normaal.' Langzaam werd ik wakker, nogal onthutst. Ik had een goede relatie met mijn vader en hij gedroeg zich tijdens zijn leven nooit agressief. Staan deze dromen op zichzelf of hebben ze een betekenis? (Dhr. C.J. uit M.)

Het litteken op je gezicht is het symbool voor gezichtsverlies. Je voelt je een getekend mens. Maar het is slechts een litteken van zaken uit het verleden. Een litteken geeft vaak ook iets markants aan het uiterlijk, straalt tegelijkertijd een bepaalde kracht uit: deze man heeft wat meegemaakt, dat kun je aan zijn gezicht zien. De lijkkisten hebben op zich niets met een sterven in het huidige leven te maken, maar zijn het symbool voor verdeeldheid. Geest en lichaam zijn uit balans. Je bent op zoek naar jezelf en je innerlijke rust. Deze man torst niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk een zware last met zich mee. Ik heb het gevoel dat je overbezorgd bent over alles wat er om je heen gebeurt en alles, ook voor een ander, in goede banen wilt leiden. Helaas, dat gaat niet. Je moet soms wel eens iemand zijn eigen fouten laten maken. Daar moet men van leren. Dat kun je iemand niet afnemen. De lijkkisten geven tevens aan dat het tijd is eens objectief naar jezelf te kijken en je af te vragen waar je mee bezig bent. Wil je je krachten blijven verdelen en je geest verzwakken of wil je alle krachten bundelen in één lichaam en één geest en een mens zijn die in harmonie met zijn omgeving kan functioneren. Dan valt alle onrust die er tot nu toe was weg. Op de een of andere manier moet je wakker geschud worden zodat je weer met beide benen op de grond komt te staan.

Kaars


Een aantal jaren geleden woonde ik in een verbouwd kippenhok. Naast mij woonde een jongen, Mark. We leerden elkaar kennen en, zoals zo vaak gebeurt, de een werd verliefd en de ander niet. In ons geval was hij verliefd op mij en ik niet op hem. Ik heb altijd al een gebrek aan zelfvertrouwen gehad en dat kwam toen heel sterk tot uiting. Ik werd helemaal afhankelijk van hem. Hij gaf mij alle aandacht die ik vroeg en ik nam het allemaal maar aan. We kregen een, naar mijn mening, ziekelijke band met elkaar. Na ongeveer een jaar voelde ik dat het hoog tijd werd om me van hem los te maken. Op een dag ging hij voor twee weken weg en ik was alleen. De eerste nacht kon ik niet slapen. Tegen vier uur viel ik echter toch in slaap en werd om een uur of vijf wakker, omdat er iemand over mijn hoofd en schouder streek. Ik keek op en zag Mark zitten. Ik was heel verbaasd dat hij al weer terug was en zei: 'Hoi Mark, ben je alweer terug?' Hij zei niets terug en keek alleen maar lief naar mij. Ik stak een kaarsje bij mijn bed aan en toen was alles weg. Ik was niet bang, wel verbaasd. Ik had hem zo echt zien zitten op de rand van mijn bed.(Ineke E. uit A.)

Ik denk, Ineke, dat je je deerlijk vergist. Zoals hij zich aan jou vertoont, voel ik alleen maar een zeer innige vriendschap van hem voor jou. Hij is meer een beschermer dan een toekomstig echtgenoot. Het is niet zijn schuld dat je jouw opeenstapeling van twijfels op hem afschuift. Je bent niet eerlijk geweest. Je had hem meteen moeten vertellen, hoe je over hem dacht en wat je voor hem voelde. Ik weet zeker dat hij jou dan alle vrijheid tot ontplooien had gegeven. Ik zie hem namelijk als een zeer ruimdenkend mens met een groot hart, waarin plaats is voor veel mensen om van te houden, zowel naar buiten als naar binnen. Dat hij zich zo aan jou vertoonde, wil alleen maar zeggen dat hij bezorgd over je was omdat je zo ontzettend onzeker bent en je je zo gemakkelijk laat manipuleren. Dat zal hij ook blijven doen, ook al zie je hem jaren niet. Hij is een vriend voor eeuwig en die vriendschappen zijn met een lampje te zoeken. Als je het ooit moeilijk hebt, staat zijn deur altijd open, zijn geestelijke en zijn stoffelijke.

Vuur


Mijn droom begon met een gesprek met mijn echtgenoot. Het moet op zaterdag geweest zijn, want ik dacht dat hij zou gaan voetballen. Ik zag door het raam twee vrienden beneden op de straat staan die in dezelfde voetbalploeg zitten. Toen ik weer naar mijn man keek, was hij weg. De omgeving was anders dan die waar ik leef. Het leek een grote stad. De korte blik door het raam had me een gezellig, ouderwets straatje met oude huisjes en vele winkeltjes getoond. De ingang van de huisjes lag iets hoger dan de straat. Je moest een paar treden op om bij de deur te komen. Het was een zonnige, mooie dag en ik voelde me op dat ogenblik goed. Ik dacht nog: wat jammer dat ik niet weet waar ze voetballen, anders zou ik kunnen gaan kijken. Toen ging ik het huis binnen en wilde wat van mijn kamer op de bovenste verdieping halen. Het huis kwam mij bekend voor en toch kende ik het niet. Een smalle houten trap ging naar boven en plotseling herkende ik de kamer als mijn kamer in mijn ouderlijk huis. Het was er rommelig, overal lagen kleren. Er stond een kachel waarin een vuurtje brandde. Plotseling schoot er wat langs mijn been, iets bruins, en het vrat de riem op die ik in mijn hand had. Ik schrok en begon op het ding te slaan met een tijdschrift of zoiets. Op dat moment zag ik dat het een cocker-spaniël puppy was. Het speet me dat ik hem geslagen had en ik ging hem troosten. Ineens stond mijn zoontje in de kamer. Hij was geen veertien jaar wat hij nu is, maar ongeveer zes, dus zeven jaar geleden. Er begon in de kamer iets te loeien en toen ik omkeek, zag ik bij de kachel door de vloer vuur schemeren. Het brandde onder de vloer. Er stond een kan met water en ik probeerde het vuur te blussen. Maar hoe meer water ik op het vuur goot, des te harder ging het branden. Nu sloegen de vlammen uit een gat naast de kachel en aan de andere kant van de kachel begon het ook al. Ik pakte zoveel mogelijk kleren op en riep mijn zoontje snel mee te komen. Ik liep naar de deur. Mijn zoontje stond in een hoek van de kamer bij het raam en keek wezenloos, als in trance. Hij antwoordde niet. Rondom hem waren allemaal vlammen. Ik liet de kleren vallen, liep naar hem toe en trok hem mee. Toen zag ik aan de buitenkant van het raam een gedaante. Ik werd bang en rende met mijn zoontje aan de hand de kamer uit. Op de gang probeerde een lelijke man me lachend de weg te versperren. Ik liep hem voorbij en ging de trap af Ik gleed meer dan ik liep. Mijn zoontje stribbelde tegen. De treden van de trap veranderden en er kwamen stekels en randjes aan. Ik liet mijn zoon los. Hij weigerde verder te gaan en ik dacht plotseling: dit kan mijn zoon niet zijn. Hij was immers uit het niets verschenen en had zo'n rare blik in zijn ogen, zo dreigend. Ik liep verder. Er kwam geen einde aan de trap. Toch begon ik mij beter te voelen. Onder mijn hand voelde ik de trapleuning zoals ze in mijn ouderlijk huis aanvoelde, glad en zacht. Ik begon te lachen. Toen ik aan het einde van de trap kwam, was er geen witte marmeren hal zoals in ons ouderlijk huis, maar een afgrond. Ik kon niet verder en ging op de voorlaatste trede zitten. Ikas niet meer bang. Toen bogen de laatste treden van de trap om en ik viel in de donkere afgrond. Ik viel een lange tijd en kwam uiteindelijk terecht op een zachte oppervlakte. Alles was bruin. Ik zat op de grond in een vreemde wereld, helemaal alleen. De grond was als zand, maar veel zachter. Hier en daar stonden rotsblokken, lang en smal, een paar meter hoog. Voor de rest was er niets. Boven het geheel hing een grote maan in haar laatste kwartier, die alles zwak belichtte. Er waren geen sterren, het was er niet koud en niet warm, alleen erg eenzaam. Ik was niet bang en voelde me ergens vredig. Ik wist dat ik hier voortaan moest blijven. Toen werd ik wakker (Mw. M.W. uit V.)

Zo te zien loopt in jouw visioen alles door elkaar: heden, verleden en toekomst. Toch loopt er een rode draad doorheen: op zoek naar een zekerheid die, als je de bewegingen en emoties van het hele kosmische gebeuren ziet, nooit een zekerheid kan zijn. Dat geef je aan met het vuur. Je kunt het proberen te blussen, maar ergens in je ziel laait het toch steeds weer op, omdat het nodig is. Je kunt nu eenmaal niet leven met het verleden. Dat wil je ook niet. Daarom komt de verwerking ervan ook in een visioen. Het laatste deel van jouw ervaring lijkt wel een vreemd eiland waar ik je zie als een donkere vrouw met lang, zwart haar. Je voelt je verlaten, alleen gelaten en verraden, geen geborgenheid, geen veiligheid. Ik denk dat je dit beeld wel herkent, vooral als ik je wijs op die andere beelden in je visioen, beelden van het verleden, gezelligheid, kleine straatjes, je ouderlijk huis en de geborgenheid die je daarbij voelde en die je, nu je zelfstandig moet zijn, niet meer aan lijkt te kunnen: een kind opvoeden, een man die gaat voetballen. Allemaal onzekerheden, denk je. Maar nee hoor. Je kunt het best wel vinden als je maar weet wat je in je hart voelt voor je man en voor je kind. Dat is de zekerste zekerheid die een mens kan hebben: voelen dat hij ergens bij hoort en daar liefde voor voelen. Die geborgenheid kan niemand je afnemen. Ga eens vanuit deze gedachtenlijn met je man praten, niet onder het voetballen maar gewoon naast elkaar. Daar begint je droom mee en daar wijs ik je weer op. De innerlijke wijsheid die in je huist, is in staat om een vlam als eenfakkel over te dragen aan je naaste, zodat het eeuwig leven en de reïncarnatiegedachte als een grote lichtende cirkel uit jou stroomt. Het vuur is ook het symbool van het geestelijk zichtbaar maken in liefde.

Homepage